Voor de overheid is het soms lastig om te bepalen hoeveel geldsteun de belanghebbenden nodig hebben. Daarom vraagt ze in maart 1932 hulp aan de Plaatselijke Commissies, zoals die in Hoorn. De opdracht is duidelijk: maak een overzicht van de weekuitgaven van vier getroffen gezinnen. Met die gegevens kan de overheid beter inschatten hoeveel steun nodig is in verschillende gemeenten. Daarnaast moet de commissie de gemiddelde huurprijs, de geldende belastingen en een lijst met prijzen van levensmiddelen doorgeven.
De Plaatselijke Commissie gaat aan de slag en vraagt vier belanghebbenden om mee te werken: Daniel Wormsbecher, Louwris Belie, Cornelis Duin, en Joseph Delcour. Ze moeten, met vermelding van de grootte van hun gezin, een lijst maken van hun wekelijkse uitgaven. Hoeveel geven zij uit aan bijvoorbeeld melk, brood en vis? Onderaan de lijst wordt een opsomming van alle kosten gemaakt.
De weekuitgaven van de gedupeerden zijn een interessante bron, omdat ze ons laten zien hoe deze mensen leefden na de afsluiting van de Zuiderzee. Zo lezen we bijvoorbeeld dat het gezin van Wormsbecher elke week 3 gulden uitgaf aan brood en beschuit. Het geeft ons een waardevolle inkijk in hun dagelijks leven en een idee van hoeveel geld ze te besteden hadden.
Ondanks de interesse in de financiële situatie van de vissers, is de geldelijke tegemoetkoming nooit een vetpot geweest. Na de afsluiting van de Zuiderzee kwamen veel gezinnen in grote problemen. Het was een zware tijd voor hen, waarin ze moeite hadden om rond te komen.