Wanneer de plannen voor de Afsluitdijk rond zijn en de bouw begint, beseffen mensen dat het leven rond de Zuiderzee voorgoed zal veranderen. De zee, die generaties lang zoveel werk en welvaart heeft gebracht, zal veranderen in een groot en kalm meer. Het betekent het einde van de bruisende vissershavens en de oude visserijcultuur. Voor veel mensen is dat een moeilijk idee. Het nostalgische gevoel blijkt een voedingsbodem voor allerlei liederen en gedichten, waarin ze terugblikken op 'die goeie ouwe tijd'.
Het bekendste lied over de afsluiting van de Zuiderzee is zonder twijfel de ‘Zuiderzeeballade’. Het is geschreven door Willy van Hemert op het moment dat een belangrijk deel van de Zuiderzeewerken, de dijken rond Oostelijk Flevoland, klaar zijn. Sylvian Poons en de dan veertienjarige Oetze Verschoor zingen het nummer in. In het ontroerende lied vertelt een opa zijn kleinzoon over vroeger, toen de Zuiderzee nog vol leven was: ‘Eerst ging de zee hier tekeer, maar die tijd komt niet weer.’
In 2003 schrijft de Hoornse dichter Cornelis Putemmer een nieuwe versie van de 'Zuiderzeeballade'. In dit gedicht vertelt hij over de verdwenen visserijcultuur in Hoorn, maar voegt daarbij elementen toe die naar de huidige tijd verwijzen. Putemmer brengt de geschiedenis van de Zuiderzee op een frisse manier onder de aandacht: ‘Daar op het water en de kade, was er bedrijvigheid, zoals je ziet. De Veermanskade voelt zich verraden: in plaats van vis ruikt men nu friet en wiet.’