Direct na de Duitse inval op 10 mei 1940 ontstond in Nederland een acute geldschaarste. Daarom kregen de gemeenten toestemming om noodgeld uit te geven. Meer dan 130 gemeenten brachten in de eerste oorlogsdagen hun eigen geld in omloop. In Westfriesland gebeurde dat in Hoorn en Midwoud.
De plaatselijke drukkerij Edécea kreeg van de gemeente Hoorn opdracht om biljetten van 1, 2 1/2, 10, 25 en 100 gulden te drukken. Toen de eerste biljetten in omloop werden gebracht, had Nederland zich overgegeven en kwam het 'normale leven' al weer op gang.
Op 20 mei maakte de gemeente Hoorn bekend dat het noodgeld kon worden ingewisseld. De biljetten werden na inname naar het Departement van Binnenlandse zaken opgestuurd. Daar werden ze vernietigd. Een enkele serie noodgeldbiljetten bleef in Hoorn achter en wordt in het Westfries Archief bewaard.