In april 1942 werd het verplicht voor mensen, die door de Duitse bezetter als Joods werden aangemerkt, om een Jodenster te dragen. De verplichting gold voor Joden boven de leeftijd van zes jaar. En het gold ook in Westfriesland, waar deze ster gedragen is.
Het teken bestond uit een zwart getekende Davidster op gele stof van zo’n 10 centimeter met in zwarte letters de tekst ‘Jood’. De Jodenster moest worden vastgenaaid ter borsthoogte op de linkerkant van het kledingstuk.
Men was verplicht vier sterren te kopen voor vier cent per stuk. Bovendien moest bij iedere 4 sterren een textielpunt (distributiebon) worden ingeleverd. In totaal werden in Nederland 569.355 Jodensterren geproduceerd en uitgereikt.
De ster diende om Joden te identificeren, evenals de letter J in het persoonsbewijs. De Duitse bezetter wilde hiermee Joden verder afzonderen van de niet-Joodse Nederlanders. Sommige Joden droegen de ster met trots en sommige niet-Joodse Nederlanders ondernamen acties om de Joden te steunen.
Op het niet-dragen van de ster stond een straf van ten hoogste zes maanden hechtenis of een geldboete van ten hoogste duizend gulden, of beide. Toch zijn er ook Joden afgevoerd naar een concentratiekamp omdat ze de Jodenster niet wilden dragen.