Op maandag 5 juni 1944 werd voor het raadhuis van Medemblik een hondenkeuring gehouden door de Duitse leger. Alle bezitters van honden uit de gemeente dienden om 15.30 uur op de genoemde dag en plaats te verschijnen. De honden moesten door een volwassen persoon aan een kort touw of riem worden gehouden.
Maar wat gebeurde er met deze honden? Terwijl het bezitten van honden als huisdieren tijdens de oorlog gewoon doorging, had de Duitse bezetter ook een ander doel voor ogen met deze dieren. Honden die werden gevorderd, moesten dienen als mijnenopruimers. Dit was echter niet bekend bij de baasjes die hun honden moesten afgeven.
In de steden, waar de hongersnood onder de bevolking het grootste was, zijn honden en katten zelfs opgegeten. En helaas moesten mensen ook besluiten hun huisdieren preventief te laten inslapen als er voor hen geen voedsel meer over was. Tegelijkertijd ontstond er een distributie van honden waarbij mensen op het platteland honden overnamen van mensen in de steden om ze zo te redden.