De Slag op de Zuiderzee tussen de aanhangers van Willem van Oranje en de Spaansgezinden kostte veel geld en manschappen. Een op de drie Westfriese mannen moest zich melden om mee te strijden in de oorlog. Wie werd ingeloot, maar niet kwam opdagen, en hiervoor geen goede reden kon opgeven, riskeerde de doodstraf.
Ook in Westwoud werd een loting gehouden voor bemanning voor de oorlogsvloot. Een week nadat de Slag was beëindigd, op 20 oktober 1573, werden twee bewoners uit Westwoud voor het gerecht gesleept door de Schout. Dit waren Jacob Claeszoon Gons en Jan Does. Beide mannen waren ingeloot om op de oorlogsvloot mee te varen, maar ze waren niet gekomen. Hiermee hadden ze “lijf en goed verbeurd” en dus verloren ze hun rechten en bezittingen.
Hun redenen zoals blijkt uit de schepenrol: Jacob Claeszoon Gons beweert dat hij te ziek was om mee te vechten. Het verweer van Jan Does is creatiever. Hij stelde dat hij geen twee heren tegelijk kon dienen, de Spaanse koning en Willem van Oranje. Bovendien zaten al drie van zijn zoons op de oorlogsvloot. De rechtszaak liep zeker door tot en met 1 december 1573. Het vonnis in de rechtszaak is onbekend.