In deze notariële akte van 28 november 1732 lezen we dat schipper Claas Jansz Leek op het punt stond te vertrekken met het schip Duinvliet in dienst van de WIC ‘ter kamere van Hoorn’. Om die reden machtigde de schipper zijn vrouw om de zaken tijdens zijn afwezigheid te behartigen. Het echtpaar woonde in Wijdenes waar de schipper onder andere burgemeester was geweest.
De reis van de Duinvliet richting Afrika begon allerminst voorspoedig. Eind december zat het slavenschip namelijk vast bij Texel. Maar de krant van 31 januari 1733 berichtte dat het schip van Claas Jansz Leek richting Elmina was uitgezeild. Ruim een half jaar later was het schip aan de Afrikaanse westkust gearriveerd. Daar werden 360 slaafgemaakten aan boord genomen.
Via Suriname keerde de Duinvliet op 3 juli 1734 met een lading suiker terug. De reis had ongeveer anderhalf jaar geduurd. De Surinaamse suiker uit de Duinvliet werd 18 augustus ‘op het West-Indies Huys op de Luyendijck tot Hoorn’ verkocht.