In de zeventiende en achttiende eeuw was in Nederland weinig verzet of protest tegen slavernij en slavenhandel. Vanaf de kansel deelde een aantal predikanten hun bedenkingen maar verder hield men zich nauwelijks met dit onderwerp bezig. Onder invloed van de Verlichting en de Franse Revolutie kwam daarin verandering.
Dit lofdicht op de Deense kroonprins laat deze verandering zien. In 1792 tekende de Deense koning een decreet dat bepaalde dat slavernij in de Deense koloniën tien jaar later zou worden afgeschaft. Daarmee was Denemarken de eerste Europese staat die een dergelijk besluit nam.
De dichter is duidelijk verheugd met het besluit van de Deens koning. Zijn naam is Jan de Jongh (de jonge). Hij werd geboren te Enkhuizen op 12 maart 1745 en was lid van een kunstgenootschap in Hoorn. In de collectie van het Westfries Archief zijn diverse verzen en gedichten van hem te vinden.