Geregeld huurde de West-Indische Compagnie schepen voor haar handel op Afrika en West-Indië. Bij de notaris werd dan een bevrachtingscontract opgesteld. Hierin werden afspraken vastgelegd tussen de WIC-bewindhebbers en scheepseigenaren over de bestemming en uitrusting van het schip.
Volgens dit contract uit 1747 spraken de bewindhebbers Andries Kluppel en Pieter van Loosen uit Enkhuizen af dat het schip De Princes Carolina naar Afrika zou varen. Aan de Afrikaanse kust werden slaafgemaakten of een andere lading ingenomen waarna de reis moest worden voortgezet naar Suriname, Curaçao of een andere plek in Amerika.
In het bevrachtingscontract staat dat de bewindhebbers op hun kosten kamers in het schip zullen maken voor proviand, wapens en andere 'noodwendigheden tot de slavenhandel'.