In deze brief vraagt Diederik Sonoy toestemming aan de Staten van Noord-Holland om zes krijgsgevangenen vrij te laten in verband met een krijgsgevangenenruil. Diederik Sonoy was naast gouverneur van het Noorderkwartier (Noord-Holland tot aan het IJ) ook één van de hoogste militaire leiders van de rebellen in dit gebied. Dit maakte hem niet alleen verantwoordelijk voor de verdediging van het gehele Noorderkwartier, maar ook voor zaken zoals dit.
Het ruilen van krijgsgevangenen was in de vroegmoderne periode redelijk normaal. Tegenwoordig wordt het ook nog wel eens gedaan, bijvoorbeeld in de oorlog tussen Rusland en Oekraïne.
Veel mensen hebben bij de Opstand het beeld dat alle Nederlanders aan de kant van Willem van Oranje vochten, tegen de katholieke Spanjaarden. Maar dit is niet helemaal waar. Zeker aan het begin van de Opstand kan men spreken van een burgeroorlog, waar ook Nederlanders tegen andere Nederlanders vochten aan rebelse of koningsgezinde zijde. Kijk bijvoorbeeld maar naar de namen van de krijgsgevangenen die in deze brief benoemd zijn: eentje komt uit Uithuizen en een ander heet Hans van Groeningen en komt dus uit Groningen.