Tegen het einde van 1572 vreesde Hoorn dat er een aanval op de stad zou komen door de regeringstroepen van Don Frederik, de zoon van Alva. Het kloostercomplex in Blokker, wat sinds het vertrek van de monniken leeg stond, bood vijandige troepen zoals die van Don Frederik een ideale schuilplaats van waaruit zij de stad konden aanvallen.
In deze brief, gemaakt op 23 november 1572, vragen de stadbestuurders van Hoorn aan de Prins of hij ermee instemt dat het klooster wordt afgebroken. Hierover bestond onenigheid onder de burgers. De Prins gaf zijn goedkeuring, zoals onder aan de brief te lezen is, maar toch werd niet gelijk besloten met de sloop te beginnen.
Het stadsbestuur van Hoorn bleef aarzelen en besloot Nieuwlicht dag en nacht te laten bewaken. Maar in het begin van 1573 begon de stad toch met de sloop. Don Frederik en zijn troepen hadden Naarden in as gelegd en de bevolking uitgemoord en waren begonnen aan de belegering van Haarlem waardoor ze wel erg dichtbij kwamen.
Alle burgers van Hoorn moesten meehelpen bij de afbraak van het klooster, zodat men elkaar hierover later geen verwijten zou kunnen maken.
Meer informatie en andere brieven van Willem van Oranje zijn te vinden in het boek Willem van Oranje in brieven.