In 1599 heerste in Hoorn een grote pestepidemie waaraan dagelijks wel 30 tot 40 inwoners overleden. Vooral in arme gezinnen bezweken veel kinderen aan de besmettelijke en gevreesde ziekte. Maar onder de slachtoffers bevonden zich ook welgestelden zoals burgemeester Pieter Hermansz en arts Pieter Hoogerbeets.
Als gevolg van deze epidemie werd in het Dal, aan de oostzijde van de huidige Veemarkt, een nieuw pesthuis gesticht. Hier werden de zieken naartoe gebracht zodat ze in afzondering van de andere stadsbewoners konden worden verzorgd. Lijders aan de pest werden ook geïsoleerd in hun eigen woning. Maar dat moest wel mogelijk en houdbaar zijn. Besmette armen in hun krappe behuizing werden eerder naar het pesthuis gezonden.
In dit boek zijn de uitgaven voor het pesthuis in de periode 1603-1685 genoteerd. Hieronder uitgaven voor personeel, eten en drinken, medicijnen, onderhoud aan het gebouw en de levering van doodskisten.
De uitgaven laten duidelijk zien wanneer in Hoorn de pest heerste. De uitgaven en het aantal geleverde doodskisten zijn in deze jaren aanzienlijk hoger.
Bij een uitgave op 8 november 1664 lezen we de aantekening: den 15 november. Is t pesthuijs gesloten, de sieckte meest ophoudende, de heere zij gedanckt voor sijn genade.