Wanneer een geval van een besmettelijke ziekte was geconstateerd, moest dit worden gemeld aan de Gezondheidscommissie te Hoorn. Daarvoor werden deze briefjes gebruikt.
De arts die het verklaringsbriefje voor mevrouw Bakker uit Zwaagdijk uitschreef, gebruikte daarvoor een briefje van de gemeente Grootebroek. Bij de patiënt was in 1913 tyfus geconstateerd.
Op een ander briefje uit 1929 verklaart een arts dat drie kinderen van een gezin uit Onderdijk met roodvonk waren besmet.
Na een melding werden maatregelen getroffen om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Zo mochten de kinderen uit een getroffen huishouding niet naar school.
Het Witte Kruis adviseerde hoe men zieken moest verzorgen zonder zelf besmet te raken.
In een jaarverslag van de Gezondheidscommissie uit 1913 valt te lezen dat niet alle gevallen van roodvonk werden gemeld omdat de mensen vreesden voor schade aan hun bedrijf. Hierdoor woekerde de ziekte volgens de commissie voort.