In 1872 werd de Wet op Besmettelijke Ziekten in werking gesteld. Hiermee werden de gemeentebesturen gedwongen om volksgezondheid voorop te stellen bij het nemen van beslissingen.
De wet verplichtte de gemeente om gratis koepokinentingen te verstrekken, zorg te dragen voor ontsmettingsmaatregelen, een plek te regelen waar een besmet persoon in isolatie kon verblijven, een lijkenhuis te bouwen en de besmettingen in de gemeente te registeren. Hiermee hoopte de rijksoverheid de uitbraken van diverse besmettelijke ziekten in de hand te kunnen houden.
In het register van de gemeente Wervershoof is te zien dat mensen leden aan onder andere dysenterie en buiktyfus. Er werd vastgelegd hoeveel mensen zich in het huis van de besmette persoon bevonden en of er schoolgaande kinderen aanwezig waren. Deze mochten dan niet naar school om verdere verspreiding tegen te gaan.