Toen na het malen en het grondwerk de polder droog was komen te liggen, was het opnieuw tijd om te meten. Zo kon het daadwerkelijk vrijgekomen oppervlakte worden bepaald. Hierna kon het land worden verdeeld. Iedere koper had recht op een bepaald gedeelte van de grond. Het oppervlakte van die grond moest wel kloppen met waar ze voor betaalden.
Deze definitieve meting werd gedaan door landmeters Dirck Gerritsz Langedijck (Alkmaar) en Mieus Claesz (Hoogwoud). Langedijck was een bekende landmeter. Zo heeft hij meerdere metingen voor polders verricht. Hij berekende bijvoorbeeld in november 1596 de oppervlakte van de Wogmeer, in verband met de bedijkingsplannen daar.