Tussen 1600 en 1650 heerste in Holland onder bestuurders, kooplieden en edelen een ware bedijkingskoorts. Vanwege de groeiende bevolking was er behoefte aan nieuwe landbouwgrond en grondprijzen zaten in de lift. En er was kapitaal beschikbaar om grootschalige projecten aan te pakken.
De Haagse advocaat Frederik Riccen (1589-1652) was de drijvende kracht achter de droogmaking van de Baarsdorpermeer. In december 1622 stelde Frederik Riccen de Staten van Holland op de hoogte van zijn plannen. Want zonder een vergunning van de Staten, het octrooi, kon een bedijking niet beginnen. Ook moesten eventuele bezwaren van belanghebbenden rondom de Baarsdorpermeer nog uit de weg worden geruimd.
Toen er geen obstakels meer waren, verleenden de Staten van Holland op 8 maart 1624 het bedijkingsoctrooi. Allerlei langdurige belastingvrijstellingen moesten Riccen en de andere investeerders helpen om hun project tot een succes te maken.